Aentwaereps

donderdag, maart 23, 2006

002/003:" Spéleeng én Oitsproak"én"Lange Waper"

002:
Spelling en uitspraak
Spelling en uitspraak zijn twee verschillende zaken. In de spelling van een woord behouden we zoveel mogelijk de basisvorm en passen we de gelijkvormigheidsregel toe (b.v. schab [schap] mv. schabe [schabe]). In de uitspraak echter worden in het Antwerps zowel als in het AN eindklanken (d.w.z. voor een pauze of in een samengesteld woord) steeds stemloos uitgesproken.Verder kunnen stemloze medeklinkers stemhebbend gerealiseerd worden onder invloed van een voorafgaande of van een volgende stemhebbende klank Het omgekeerde kan zich ook voordoen: stemhebbende klanken worden dan stemloos. Daarbij doet zich in het Antwerps het volgende verschijnsel voor: alle woorden in een zin worden met elkaar verbonden d.m.v. diverse medeklinkers. In de hierna volgende tekst hebben we niet enkel de overgangsklanken maar ook de assimilaties opgenomen. De overgangsklanken zullen we altijd schrijven. De assimilaties kunnen later ( als we regels opgesteld hebben) weggelaten worden. Ter verduidelijking hebben we tussen bijbelhaken nog eens de uitspraak gezet van met elkaar versmolten woorden.Soms is het moeilijk uit te maken of het om een assimilatie gaat of om een overgangsklank. En soms moeten we, om te begrijpen waarom juist die overgangsklank gebruikt wordt, een historische verklaring zoeken. Alleszins moet men ---om een zin juist weer te geven ---weten uit welke elementen die samengesteld is. Als voorbeeld nemen we hier een tekstje over de beruchte Antwerpse Lange Wapper.

003:

De Lange Waper én de veer vraijers.

De Lange Waper is ne woaterruis . Dieë n ei t de [dieëneite] gewoeënte van mide n in de nacht in de pikendoongkere duir de stroate van Aentwaerepe te sloipe . A komt snachs oit s ze kot te vuirschain oem de zatlape den deuvel oep ’t laif te joage. Ieëst zee t em eroit gelak e klai veingtsje, mor a wer d altaid mor gruter én gruter, totda t em mé kop én nék bauve d’oize n én zélefs bauve de katedroal oitstékt. As zoeë ne [asoeëne] zatekul toiskomt, dan sto t de Lange Waper[stotelangewaper] on ’t f veingster[tfeingster] te loore of probeirt em dieë sukelér ne nuik te droije.
Soems komt em as z en [azem] buselkeengd t da te[buselkeengdtate] vaungdeleeng gelei weer. A ch ge [ache]da joongk oit kompase mei nor ois némt oem in e wigske te lége, dan grooj d én groojt da [groojdengroojta] kineke totda d et oit de [ totadetoite] koamer
barst.
On de Greungplets woeënde n is z e [woeëndenize] mamzéleke dee veer vraijers z ad[vraijerzat]. Oep ne schoeëne n oavend leet s ze[leetse] dee gaste den ieëne noa den aendere n oep f vraijezje[oepfraijezje] kaume. Ze kwoame ba de Lange Waper, dieë n et spéleke n in uir plets spélde. Den ieëste must bewaize dat em uir gèère zag duir oep ’t groeët krois oep ’t kaerekof te gon ange. Den twide must in en kist aungder da krois gon lige. Den darde must oep de doeëdskist klope n én wachte totda t da [ totata] maske n em zau kaume n oale.De virde must mé j en kéteeng raungd t da [raungta] krois loeëpe. Toong da t em da t dei, [datemdatei] vaungd t em [vaungtem] drai laike .Den ieëste vraijer was f van [wasfan] de schrik doeëd van ’t krois ch gedaungderd [tkroischedaungderd], toongs z da t den [toongzdaten] twide n in zen kist kraup. Den twide steeref f van [steerefan] de schrik as z den darde n oep [azdendardenoep] de kist klopte n én den darde steeref v as em [steerevasem] ‘t lawait f van [tlawaitfan] de kéteeng oeërde n én docht da t den deuvel [dochtatendeuvel] em te stéke n ad [testékenat]. De virde vraijer weer stoapelzot, spraung van den blaawestieën in ’t Schéld t én [tschéltén] verzaup.

Woordverklaring:


A hij
Ad v. éme : a j ad = hij had
Aendere andere
Altaid altijd
Ange hangen
As als
Aungder onder
Ba bij
Bauve boven
Bewaize bewijzen
Blaawe v. blaa (= blauw)
Blaawestieën De blauwe steen= de boordsteen langs de Scheldekaaien
Uitdr:Van den blaawestieën spreenge. (= zelfmoord plegen door in de Schelde te springen )
Buselkeengd baby
Da dat
Darde derde
Dee die
Dei deed v. “doong” = doen
Deuvel duivel
Dieë die
Docht v. deingke : denken (ook: dacht)
Doeëd dood
Doeëdskist doodkist
Drai drie
Duir door
Ei heeft
Em hij,ie
Én en
Eroit eruit
Gast kerel, man
Gedaungderd v.”daungdere” hier= vallen
Gèère graag
Gelak als,zoals,gelijk
Gelei v. “lége” gelegd
Gewoeënte gewoonte
Gon gaan (ook: goan)
Greungplets Groenplaats (plein aan de Katedraal)“-plaats” is een ingeburgerd gallicisme in Antwerpen . Het werd vroeger “Greungkaerekof” genoemd
Groeët groot
Grooje groeien
Gruter groter (vergelijkende trap v. “groeët”)
Ieëst eerst
Joage jagen
Joongk kind
Kaerekof kerkhof, begraafplaats
Katedroal katedraal
Kaume komen
Kéteeng ketting, keten
Kineke verkl.v. “keengd” = kindje
Klai(n) klein
Klope kloppen
Koamer kamer
Kompase compassie, medelijden
Kop hoofd, kop
Kot huis, hok, kot
Kraup o.v.t. v. “kroipe” = kruipen
Krois kruis
Kwoame o.v.t. v.”kaume” = komen
Laif lijf
Laik lijk
Lawait lawaai
Leet o.v.t. v.”loate” = laten
Lége leggen
Lige liggen
Loeëpe lopen
Loore spieden, kijken
Mamzéleke juffrouw
Maske meisje
Mé met
Mei mee
Mide midden
Mor maar
Must o.v.t. v. “mute/moete” moest
Nék nek
Némt o.t.t. 3e pers.enk.v. “neime”neemt
Noa na
Nuik eemand ne nuik droije = iemand belazeren
Oale halen
Oavend avond
Oeëre horen
Oem om
Oep op
Oit uit
Oitstékt v.”oitsteke”= uitsteken
Oize huizen mv.v. “ois”
On aan,op
Pikendoongkere pikdonker,stikdonker
Plets plaats
Probeire proberen, trachten
Raungd rond
Ruis reus
Schoeën mooi, schoon
Sloipe sluipen
Snachs ’s nachts
Soems soms
Spéleke verkl.v.”spél” = spel, spelletje
Spraung o.v.t. v.”spreenge” = springen
Steeref o.v.t. v.”staereve” = sterven
Stéke te stéke n éme = te pakken krijgen
Sto v.”sto(a)n” = staan
Stoapelzot knettergek
Stroat straat
Sukelér sukkelaar
Te vuirschain te voorschijn
Toiskomt o.t.t. v. ”toiskaume « = thuiskomen
Toong(s)(da) toen
Totda [tota] tot dat
Twide tweede
Uir haar
Vaungd o.v. t. v. “veengde” = vinden
Vaungdeleeng vondeling
Veingster raam, venster
Veingtsje ventje
Virde vierde
Vraijer vrijer
Vraijezje vrijage, vrijerij
Wachte wachten
Weer o.v.t. v “were” = worden
Wer(t) word(t)
Wigske verkl.v.”weeg “= wieg,wiegje
Woater water
Woeëne wonen
Zatekul dronkelap
Zatlap dronkelap
Zau o.v.t. v. “zule” = zou
Ze zijn,z’n
Zee o.t.t. v. “zeeng” = zien
Zélefs zelfs
Zoeë ne zo een

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage